Samenlezen in de sneeuw, en in zomers avondblauw van Rimbaud
Vrijdagnamiddag, de sneeuw maakt dat ik twee keer wegglijd voordat ik binnenwandel, mijn jas over een stoel hang en rondkijk of ik bekende gezichten zie. Zelfs in dit weer schuiven we met ons zessen aan tafel, en er komt nog een telefoontje van een samenlezer die laat weten dat hij zich niet door de witte vlokken waagt.
H. schuift vandaag voor het eerst mee aan, en heeft mij zonet al aan een reeks vragen onderworpen. Waarom werk ik met boeken? Wat betekent lezen voor mij, en voor de wereld? Hij monkellacht als ik antwoord dat literatuur de mooiste gids voor het leven kan zijn, en dat lezen voor mij zoiets is al ademen.
Tweetalig samenlezen, dat is springen van Frans naar Nederlands, van “les soirs bleus d’été” naar “het zomers avondblauw”. Soms lezen we eerst enkele paragrafen in’t Frans om dan te herhalen in’t Nederlands, soms omgekeerd. Vandaag duiken we eerst in een kortverhaal van Claudel en een heel kort en heel moeilijk (volgens de deelnemers) prozagedicht van Carl Norac. Afsluiten doen we met een gedicht van Arthur Rimbaud. Gaat dit over de liefde (met een grote A), over opgaan in de natuur, of over goddelijke liefde? Alle interpretaties liggen op tafel, en mogen er zijn. We praten over de grote liefde die sommigen nooit gekend hebben, die er voor iemand anders wel is, die de derde vindt in God (maar als enige niet meteen herkent in dit gedicht. Ook dat mag.)
Hoewel de wereld en de dakkoepel boven ons ondertussen wit zien, doet dit gedicht ons met ons allen verlangen naar de zomer. We willen we onze haren laten wapperen in de wind. Een weide, om in te liggen, en diep in te ademen. Alleen al door dit hardop te zeggen, voelen we dat de lente niet meer heel ver weg kan zijn.
Tijd om ons door de sneeuw te wagen. H., die heel betrokken heeft meegepraat, knikt en geeft mij een hand: “Dit was aangenaam, ik wist niet dat zo’n gedicht iets voor mij zal zijn. Ik denk dat ik volgende week weer kom.”
Ilona
Ervaring
Ik zal op pad gaan in het zomers avondblauw,
Geprikt door korenaren over dun gras lopen:
Verdroomd zal ik mijn voeten drenken in de dauw.
Ik zal de wind mijn losse haren laten dopen.Elk woord, elke gedachte zal me dan vergaan:
Maar weidse liefde zal zich in mijn ziel verbreiden,
En als een vagebond zal ik ver, heel ver gaan
In de Natuur – zo blij alsof een vrouw me leidde.Arthur Rimbaud